Leerresultaten

De opleiding Taal- en Letterkunde aan de Universiteit Gent streeft ernaar de onderstaande leerresultaten bij haar studenten te bereiken.

Deze leerresultaten zijn een specifieke uitwerking van de interuniversitaire leerresultaten die opgesteld werden voor alle opleidingen Taal- en Letterkunde in Vlaanderen. Ze werden uitgewerkt volgens het UGent-competentiemodel, artikel 58 van het Vlaamse Structuurdecreet vastgelegde competenties voor academische Bachelors en Masters in Vlaanderen, en de Dublin-descriptoren voor Bachelor en Master en het ontwerp van European Qualification Framework for Lifelong Learning (EQF).

Leerresultaten van de Bachelor

B.1. Leerresultaten in de taal- en letterkunde: twee talen

B.1.1. De twee gekozen talen grondig beheersen: gevorderde taalbeheersing, incl. actieve taalvaardigheid voor de levende talen.

B.1.2. Kennis van de structuur van de twee gekozen talen toepassen bij de analyse van taalkundige fenomenen.

B.1.3. Kennis van de literaire tradities van de twee gekozen talen toepassen bij de analyse van teksten en bij het situeren ervan in een literair-historische en stilistische context.

B.1.4. Inzicht hebben in de stand van zaken van het taalkundig en letterkundig onderzoek.

B.1.5. Inzicht in de historische aspecten van de bestudeerde talen activeren bij de studie van teksten en de hedendaagse taalstructuren.

B.1.6. Oog hebben voor de relaties tussen talen, literaturen en culturen, i.h.b. de twee intensief bestudeerde.

B.1.7. Kennis verwerken van de geschiedenis en cultuur van de gebieden waarin de gekozen talen werden of worden gesproken.

B.1.8. Inzicht hebben in verwante en ondersteunende wetenschappen en hun belang kunnen duiden in taal- en letterkundig onderzoek.

B.2. Wetenschappelijke leerresultaten

B.2.1. Bronnen en studies over de gekozen talen, literaturen en culturen situeren in hun context en kritisch verwerken.

B.2.2. Taal- en letterkundige paradigma’s, analysemethoden en interpretatietechnieken reproduceren en toepassen

B.2.3. Een taalkundig, literair of cultureel onderwerp kritisch belichten in een wetenschappelijk verantwoorde vorm.

B.2.4. Besef hebben van de historische en ideologische bepaaldheid van onderzoeksvragen en de noodzaak het onderzoeksproces te bevragen

B.3. Intellectuele leerresultaten

B.3.1. Over een sterk taalbewustzijn beschikken: de cruciale rol van taal in de menselijke interactie en cultuurproductie naar waarde schatten en taal in overeenstemming hiermee hanteren.

B.3.2. Analytisch denken over (cultuur)historische, literatuurwetenschappelijke en taalkundige problemen.

B.3.3. Een kritische houding hebben ten aanzien van bronnen, wetenschappelijke analyses en theorieën.

B.3.4. Synthetisch verwerken van de resultaten van onderzoek.

B.3.5. Getuigen van een ingesteldheid van intellectuele nieuwsgierigheid en levenslang leren.

B.4. Leerresultaten op het vlak van samenwerken en communiceren

B.4.1. Mondeling en schriftelijk rapporteren in de twee gekozen (moderne) talen en/of in het Nederlands, zowel aan vakgenoten als aan niet-vakgenoten.

B.4.2. Samenwerken en discussiëren met anderen in de twee gekozen (moderne) talen en/of in het Nederlands.

B.5. Maatschappelijke leerresultaten

B.5.1. Zich bewust zijn van de waarden en normen waarop wetenschappers hun werk baseren.

B.5.2. Op een verantwoorde en doordachte manier omgaan met wetenschappelijke en andere bronnen, met respect voor de intellectuele eigendom van anderen.

B.5.3. Oog hebben voor maatschappelijke vragen, en zich bewust zijn van het nut van het vakgebied daarin.

B.5.4. Getuigen van maatschappelijk verantwoordelijkheidsgevoel, cultuurgevoeligheid en inzicht in de interculturele dynamiek.

Leerresultaten van de Master Taal- en Letterkunde

M.1. Leerresultaten in de taal- en letterkunde: twee talen of één taal

M.1.1. Een uitstekende kennis bezitten van (verschillende varianten van) de bestudeerde talen en deze, in het geval van de moderne talen, in diverse gebruikscontexten vlot toepassen.

M.1.2. Diepgaand wetenschappelijk inzicht toepassen in de studie van het taalsysteem en de verschijningsvormen van taal.

M.1.3. Diepgaand wetenschappelijk inzicht toepassen in de specifieke eigenschappen van literaire teksten en in het historisch functioneren van literatuur.

M.1.4. Actief en kritisch literatuurwetenschappelijke en taaltheoretische analysemethodes evalueren en inzetten bij het benaderen van nieuwe problemen.

M.1.5. [Specifiek voor de Masters “twee talen”:] De twee gekozen talen en literaturen vergelijken en hun wederzijdse beïnvloeding en dialoog analyseren.

M.1.6. [Specifiek voor de Masters “één taal”:] Fenomenen en processen van historische, culturele en socio-politieke aard in het bestudeerde taalgebied kritisch evalueren.

M.1.7. Verwante en ondersteunende wetenschappen kritisch betrekken bij het taalkundig of letterkundig onderzoek.

M.2. Wetenschappelijke leerresultaten

M.2.1. Zelfstandig een originele onderzoeksvraag formuleren, situeren in het vakgebied en beantwoorden.

M.2.2. Kritisch inzicht hebben in de internationale vakliteratuur en de nieuwste evoluties in het vakgebied en binnen verschillende onderzoeksmethodologieën.

M.2.3. Theoretische modellen en analysemethoden kritisch toepassen op complexe problemen.

M.2.4. De historische en ideologische bepaaldheid van onderzoeksvragen interpreteren en het onderzoeksproces bevragen.

M.3. Intellectuele leerresultaten

M.3.1. Over een uitstekend taalbewustzijn beschikken: de cruciale rol van taal in de menselijke interactie en cultuurproductie kritisch inschatten en taal in overeenstemming hiermee creatief hanteren.

M.3.3. Kritisch reflecteren op het onderzoek van anderen en van zichzelf.

M.3.2. Tegengestelde oordelen over bronnen, analyses en theorieën integreren in het eigen onderzoek.

M.3.4. Getuigen van een ingesteldheid van wetenschappelijke nieuwsgierigheid en levenslang leren.

M.4. Leerresultaten op het vlak van samenwerken en communiceren

M.4.1. Mondeling en schriftelijk rapporteren in één of twee gekozen talen en in het Nederlands, over het vakgebied en het eigen onderzoek, zowel aan vakgenoten als niet-vakgenoten.

M.4.2. Onderzoeksresultaten mondeling en schriftelijk presenteren in een academisch verantwoorde vorm.

M.4.3. In coördinatie met anderen taken van academisch niveau verrichten.

M.5. Maatschappelijke leerresultaten

M.5.1. Ethische en normatieve aspecten integreren in het wetenschappelijk werk.

M.5.2. Maatschappelijke consequenties van het eigen onderzoekswerk inschatten en kritisch evalueren.

M.5.3. Maatschappelijke verantwoordelijkheid en engagement, cultuurgevoeligheid en respect voor diversiteit integreren in het wetenschappelijk werk.